Bild på författaren.

Frederik van Eeden (1860–1932)

Författare till The Quest

63+ verk 876 medlemmar 18 recensioner 4 favoritmärkta

Om författaren

In his turn-of-the-century novel about a woman's sexual urges, The Deeps of Deliverance (1900), the author's handling of the topics of erotic passion, drug abuse, and prostitution reveals his professional training as a psychiatrist. Van Eeden also is a leading figure in the field of Netherlandic visa mer literary history: He played an active part in the Tachtiger-beweging (The Movement of the Eighties) which marks the beginning of modern Dutch literature. Philosophically, he began as an idealistic reformer. Van Eeden's influence can be gauged by the fact that, in addition to publishing several outstanding novels, he corresponded and worked extensively with prominent persons in the world of science, such as Arthur Schopenhauer, Friedrich Nietsche, and Sigmund Freud. He and Upton Sinclair also kept up an exchange of letters. Appreciation for the work of van Eeden is shown by the contributions of these and other world leaders in the Liber Amicorum (1930) where van Eeden is presented as a unique and irreplaceable figure. (Bowker Author Biography) visa färre
Foto taget av: Image from Happy Humanity (1912) by Frederik van Eeden

Serier

Verk av Frederik van Eeden

The Quest (1884) 336 exemplar
The Deeps of Deliverance (1900) 265 exemplar
De kleine Johannes (1887) 54 exemplar
The Bride of Dreams (1979) 21 exemplar
Pauls ontwaken (1913) 16 exemplar
Johannes Viator (1892) 15 exemplar
Grassprietjes (1985) 12 exemplar
De kleine Johannnes 1-2-3 (1979) 9 exemplar
De kleine Johannes. 3 (1906) 8 exemplar
Dagboek 1878-1923 (1971) 6 exemplar
Studies (2010) 5 exemplar
Van de passieloze lelie (2010) 4 exemplar
Dromenboek (1979) 3 exemplar
Lioba 3 exemplar
Dante en Beatrice (1917) 2 exemplar
Kabir 2 exemplar
Gedachten 2 exemplar
Langs den weg 1 exemplar
Waarvan leven wij? 1 exemplar

Associerade verk

Altered States of Consciousness: A Book of Readings (1969) — Bidragsgivare — 251 exemplar
Kung Kol (1917) — Inledning, vissa utgåvor166 exemplar
The Crescent Moon (1913) — Översättare, vissa utgåvor125 exemplar
Werkmansboekje sociale bewogenheid in de literatuur rond 1900 (1971) — Bidragsgivare — 19 exemplar
Nederlandse nonsens op rijm — Bidragsgivare — 18 exemplar
Het gevleugelde hobbelpaard (1961) — Bidragsgivare — 18 exemplar
Mij dunkt ik zie het nog : ernstig toneel na 1700 (1969) — Bidragsgivare — 17 exemplar

Taggad

Allmänna fakta

Medlemmar

Recensioner

Bijna tien jaar geleden zette ik me aan het vertalen van een boek van Frederik van Eeden. Niet van het Nederlands naar een andere taal, maar van het Engels naar het Nederlands, want hij heeft ooit één boek gepubliceerd in de taal van Shakespeare en dat boek was nooit eerder vertaald. De vertaling kwam ook af en werd op een haar na gepubliceerd, maar toen ik al bij de uitgeverij stond om het contract te tekenen, kwamen praktische bezwaren boven, en zoals bekend staan tussen droom en daad niet alleen wetten maar ook die bezwaren. Soit, ik hield er een volkomen overbodig boek van diezelfde uitgeverij aan over, een troostprijs omdat ik helemaal naar ginder gereden was, en een beetje een gedeukt ego, maar heb daarna toch ook niet besloten Van Eeden – die me eigenlijk vooral interesseerde omwille van zijn averechtse sociale visie en zijn kolonie Walden - uit mijn leven te bannen. Veel ben ik van hem nooit tegengekomen in kringwinkels en op rommelmarkten, zelfs niet zijn bijna spreekwoordelijke Van de koele meren des doods, maar behalve De nachtbruid (uit 1909) heb ik hier toch ook het in bekendheid niet voor Van de koele meren des doods onder moeten doende De kleine Johannes liggen, het onderwerp van deze boekbespreking dus.

Net zomin als Erik of het klein insectenboek van Godfried Bomans https://bjornroosebespreekt.blogspot.com/search/label/Godfried%20Bomans heb ik het boek ooit eerder gelezen, terwijl het toch jaren, samen met dat van Bomans, op de literatuurlijst van het secundair onderwijs in Vlaanderen heeft gestaan (net zoals in Nederland en in Zuid-Afrika overigens). En misschien is dat maar goed ook, want dan had ik mogelijk het boek maar hálf gewaardeerd en het nooit meer opnieuw gelezen een keer ik in staat was het ten volle te waarderen. Het boek, of tenminste deel één daarvan, want we hebben het hier over het in 1887 in boekvorm verschenen eerste deel, niet over de delen twee en drie die respectievelijk in 1905 en 1906 het levenslicht zagen en waarvan ik nooit gehoord had tot ik achteraan in deze bij Manteau in 1973 uitgegeven versie las: “Van De Kleine Johannes verscheen bij dezelfde uitgever de complete editie: de drie delen waaruit dit klassieke meesterwerk uit de Nederlandse literatuur bestaat in één band.”

Over die laatste twee delen kan ik niks vertellen (wegens niet gelezen dus), maar gezien Van Eeden zélf aan het einde van dit eerste deel meegeeft wat een vervolg niét zal zijn, ga ik er van uit dat u daaruit kan leren wat dit eerste deel wél is: “Wellicht vertel ik u eenmaal meer van de kleine Johannes, doch op een sprookje zal het dan niet meer gelijken.” Een sprookje, inderdaad, ik heb op mijn vijftigste een sprookje gelezen. Althans, iets wat gelijkt op een sprookje, want dat is dus wat Van Eeden zegt. De vorm is er, sommige aspecten zijn ook zeer sprookjesachtig, maar ter gelijker tijd is De kleine Johannes bij momenten ronduit griezelig, moralistisch, belerend, en/of een verhaal voor volwassenen dat alleen maar gecamoufléérd is als een sprookje. Ik ga het hier niet hebben over de veronderstelde overeenkomsten tussen de kleine Johannes en de kleine Frederik, maar als de auteur(s) van het artikel op Wikipedia beweert dat in het verhaal “de levensfasen van de mens; contrasten (goed/kwaad, idealisme/materialisme); het verkleiningsmotief; kritiek op de mensenmaatschappij; [en] het zoeken naar geluk, positivisme en pantheïsme (God is in alles aanwezig)” te vinden zijn, dan heeft die auteur volkomen gelijk. En als hij beweert dat het personage Windekind staat voor de “kinderlijke fantasie”, Wistik voor de “drang naar antwoorden”, en Pluizer en Cijfer “voor het materialisme”, dan heeft hij niet minder gelijk. Zelfs los van het feit dat bepaalde passages nauwelijks in het brein van een puber zullen doorkomen, bijvoorbeeld die helemaal aan het einde over het geloof van de kleine Johannes, het geloof dat hem Windekind doet wisselen voor “de ernstige mens”, met wie hij “de kille nachtwind tegemoet [gaat], de zware weg naar de grote, duistere stad, waar de mensheid was en haar weedom”.

Een “duistere stad” waarvan het niet helemaal duidelijk is of het dezelfde is waar Pluizer hem eerder heeft naartoe gebracht, een stad (“het grote monster”) die me sterk deed denken aan Clive Staples ‘C.S.’ Lewis’ De grote scheiding, al verscheen dát boek dan pas in 1946. Een stad waar overigens nog wel iéts van licht te vinden is, licht waarin Johannes op den duur poogt wat te verblijven, wat Pluizer, een figuur die niet als dusdanig bestempeld wordt maar toch heel veel weg heeft van Satan, de, dan weer sterk aan Plato’s allegorie van de grot doen denkende, uitspraak ontlokt: “Wat vind je aan die zon? Het is toch niets anders dan een grote kaars, of je in kaarslicht of zonlicht zit is volmaakt hetzelfde. Zie! die schaduwen en die lichte plekken op straat, dat is toch niets anders dan het schijnsel van een licht, dat wat stil brandt en niet flikkert. En dat licht is eigenlijk een heel klein vlammetje, dat op een heel klein stukje van de wereld schijnt. Daar! daar! voorbij dat blauw, onder en boven ons, is het donker, koud en donker! daar is het nu nacht, nu en altijd.”

Niet het enige stukje filosofie dat Pluizer ons schenkt, trouwens. Volgend stukje, dat nog sterker aan Satan doet denken, mag er ook wezen: “Die plannenmaker [de god van de monotheïsten, noot van mij], Johannes, was erg slim, maar bij alles wat hij maakte, vergat hij iets, en de mensen hebben handen vol werk, om al die gebreken zo goed mogelijk te lappen. Zie maar om je heen! een paraplu, een bril, zelfs kleren en huizen, het is alles menselijk lapwerk. Het hoort volstrekt niet bij het plan. Maar de plannenmaker heeft niet bedacht dat mensen het koud zouden hebben en boeken zouden lezen en duizend dingen meer zouden gaan doen, waardoor zijn plan niet deugde. Hij heeft zijn kinderen kleertjes gegeven, zonder te denken, dat zij er uit zouden groeien. Nu zijn bijna alle mensen lang hun natuurpakje ontgroeid. Nu gaan zij alles zelf doen en storen zich volstrekt niet meer aan de plannenmaker en zijn plannen. Wat hij hun niet gegeven heeft, nemen ze brutaal en eigenmachtig, en waar het hem blijkbaar te doen was hen te doen sterven, ontduiken zij de dood soms voor lange tijd, door allerlei kunstgrepen”.

Voor het geval u nu aan Prometheus moet denken, de lichtbrenger (en daarmee dezelfde als Lucifer, de christelijke versie van Prometheus), de rechtstreekse verwijzing naar hem komt meteen daarna en kan nauwelijks sprookjesachtig genoemd worden, net zomin als Pluizers uitleg over een bal in de stad als voor – minstens destijds – kinderoren bestemd: “Erg mooi, vind je niet? (…) Maar nu moet je ook eens wat verder kijken dan je neus lang is. Je ziet nu niets dan lieve, lachende gezichten, niet waar? Nu, het grootste deel van al die lachjes is leugen en gemaaktheid. Die vriendelijke, oude dames aan de kant zitten daar als hengelaars om een vijver; die jonge vrouwen zijn het aas, de heren zijn de vissen. En hoe lief ze ook met elkaar keuvelen, ze misgunnen elkaar nijdig elke vangst. Als een van die jonge vrouwen plezier heeft, dan is het omdat ze mooier is aangekleed of meer heren om zich lokt dan de andere, en het plezier van de heren ontstaat vooral door die blote halzen en armen. Achter al die lachende ogen en vriendelijke lippen schuilt iets heel anders. Zelfs die eerbiedige knechts denken lang niet eerbiedig. Als het opeens uitkwam wat allen waarlijk dachten, dan zou de partij gauw gedaan zijn!” Ach, de hele aarde is zó’n rommeltje dat alleen Pluizer daar over wil heersen: “Er zijn alleen mensen en ik-zelf. Dacht je, dat een God of iets van dien aard er vermaak in zou hebben, zo’n rommel te regeren als het hier op aarde is? En zo’n groot licht zou er niet zovelen hier in ‘t donker laten”. Pluizer als bevestiging van het wereldbeeld van de katharen, zonder dat Pluizer evenwel spreekt van de mogelijkheid tot verlossing.

Aan die mogelijkheid moet je niet eens denken: “(…) dromen is dwaasheid, daarmee kom je niet verder. Een mens moet werken en denken en zoeken. Daar ben je een mens voor.” Als je geschiedenis niet vlug genoeg eindigt tenminste: “Ik wenste”, schrijft de verteller, “dat zijn geschiedenis hier eindigde”, “hier” als vóór Johannes’ aankomst in de stad. “Hebt gij wel eens heerlijk gedroomd, van een tovertuin met bloemen en dieren, die u liefhadden en tot u spraken? En hebt gij dan wel in uw droom het besef gekregen, dat gij spoedig zoudt ontwaken en al die heerlijkheid verliezen? Dan poogt gij vruchteloos haar vast te houden en wilt het koude morgenlicht niet zien. Zulk een gevoel had Johannes toen hij medeging.” En zulk een gevoel zal de lezer, ook de volwassene van vandaag, ook hebben als hij Johannes volgt vanaf zijn onbekommerde, doch reeds van een dreigende soundtrack op de achtergrond voorziene, dagen met de fee Windekind tot aan het sterfbed van zijn vader, met slechts een vergezicht op mogelijke verlossing helemaal aan het einde. Ja, De kleine Johannes is een prachtig boek, maar een sprookje is het niet en het hoort wel degelijk thuis in de bibliotheek van een volwassene.

Björn Roose
… (mer)
1 rösta
Flaggad
Bjorn_Roose | 10 andra recensioner | May 8, 2023 |
Een klassieker en een boekje dat ik wel vaker gelezen had maar waar ik zo goed als alles weer van vergeten was. Ik dacht dat ik er niet zoveel aan zou vinden maar wilde dat nog even checken. Dat pakte anders uit.

Zo sprookjesachtig als dit verhaal begint, zo een duister einde heeft het. Je wordt eerst de idylle van een overvolle groene tuin vol avonturen getrokken om uiteindelijk in een wereld met zwarte roet uitstotende fabrieken te belanden. Is dit volwassen worden? Wie weet. Het liet mij achter met een zeer zwaar gemoed.

Wat mij intrigeert is dat dit boekje voor het eerst uitgebracht is in 1887 en er een wereldbeeld wordt geschetst waarvan ik geen idee had dat men in deze tijd al zo over religie dacht. Zo zegt Johannes op een gegeven moment: "Ik heb geen eerbied voor God. God is een grote petroleumlamp, waardoor duizenden verdwalen en verongelukken." Dat is me nogal een uitspraak in een zwaar gelovige omgeving.

Het verhaal lijkt luchtig geschreven maar de beelden die het bij mij opriep, hadden een enorme impact. Misschien juist ook wel omdat het sprookjesachtig lijkt maar op die manier de werkelijkheid keihard beschrijft. Wat mij betreft een terechte klassieker die nog lang onder de aandacht mag blijven.
… (mer)
1 rösta
Flaggad
Niekchen | 10 andra recensioner | Mar 31, 2018 |
Years ago i only read a few pages, the pace was to slow for me that moment. The content and ideas* should grip me although, maybe i 'll give it another try some time. * see the reviews
½
 
Flaggad
EMS_24 | 10 andra recensioner | Oct 20, 2016 |
Johannes is a sensitive Dutch boy who stumbles into an adventure that reminded me of Alice in Wonderland. In this coming of age tale, he sees fairies, goblins, and even death who all help teach him about what it means to be a good person. Eventually he meets Markus, and although we never learn much about him, he is very similar to Jesus.

I found this novel enchanting and enigmatical. This isn’t a book you can read quickly because it requires a lot of thought. It was obvious that van Eeden was making a statement about Christianity, but it took me most of the novel to figure out whether he was for it or against it. I did enjoy the story, but I wish it had been a little more concrete and easier to understand.… (mer)
 
Flaggad
AmandaL. | 10 andra recensioner | Jan 16, 2016 |

Listor

Priser

Du skulle kanske också gilla

Associerade författare

Statistik

Verk
63
Även av
19
Medlemmar
876
Popularitet
#29,233
Betyg
3.8
Recensioner
18
ISBN
94
Språk
4
Favoritmärkt
4

Tabeller & diagram